1a. Tijdelijk gebruik andere auto van de werkgever
Stel, u rijdt in een elektrische auto van de zaak. U wilt graag met de auto op vakantie, maar het is vaak niet mogelijk om de auto in het buitenland op te laden. Of u rijdt in een ‘kleine’ auto van de zaak en wil voor uw vakantie graag een grotere auto gebruiken. In deze situaties, krijgt u te maken met de dubbele bijtelling.
Om die dubbele bijtelling bij een tijdelijk vervangende auto van de zaak te voorkomen, zijn er tussen de Vereniging van Nederlandse Autoleasemaatschappijen en de fiscus afspraken gemaakt. Door het invullen van de ‘Verklaring tijdelijk vervangend voertuig’ wordt, mits uiteraard naar waarheid ingevuld, de dubbele bijtelling voorkomen. U mag dan tijdens de vakantieperiode de bijtelling berekenen over de ‘vakantieauto’ en buiten de vakantieperiode de bijtelling berekenen over de originele auto.
1b. Bijverdiensten van de kinderen tijdens de vakantie
is uw kind 16 of 17 jaar? Dan maakt het wel uit wat uw kind bijverdient. Uw kind mag niet meer dan € 1.266 netto per kwartaal bijverdienen. Het maakt daarbij niet uit of uw kind thuis woont of uitwonend is. Als uw kind € 1.266 netto of meer verdient vervalt voor dat kwartaal de kinderbijslag. Tijdens de zomervakantie mag uw kind met vakantiewerk € 1.300 extra bijverdienen.
2a. Afschaffing pensioen in eigen beheer.
Met Prinsjesdag zal de Staatssecretaris een wetsvoorstel naar de 2e kamer sturen, waarbij de DGA de mogelijkheid krijgt het pensioen in eigen beheer af te kopen de aankomende 3 jaren. Er komt een extra prikkel voor een snelle afkoop. Gekeken wordt naar de fiscale waardering op de balans per eind 2015. Koopt de DGA het pensioen af in 2017 moet hij over 65,5% van deze grondslag loonbelasting betalen. In 2018 is dit over 75% en in 2019 is dit over 80,5%. De DGA’s die hun pensioen in eigen beheer niet kunnen of willen afkopen, kunnen kiezen voor een spaarvariant. Daarbij wordt ook uitgegaan van de fiscale waarde. Door bovenstaande plannen moet het in de toekomst makkelijker worden om dividend uit te keren.
2b. Het Vpb-tarief blijft langer 20%
In 2016 moet over winsten boven € 200.000 25% vennootschapsbelasting worden betaald. Daaronder is het 20%. Het kabinet heeft aangekondigd het bedrag van € 200.000 in 2018 te willen verhogen naar € 250.000 en stapsgewijs tot € 350.000 in het jaar 2021. Hierdoor moet het aantrekkelijker worden voor onder andere buitenlandse ondernemers zich in Nederland te vestigen.
2c. De afroommethode mag niet meer
Indien de opbrengsten van de BV voor 90% of meer verdiend worden door de DGA, mocht de belastingdienst het gebruikelijk loon vaststellen op basis van de afroommethode. Volgens de afroommethode bedraagt het gebruikelijk loon tenminste 75% van de winst van de BV voor aftrek van het DGA-salaris. Recent heeft de Hoge Raad beslist dat deze methode niet kan worden toegepast, als er een vergelijkbaar salaris voorhanden is van een werknemer met soortgelijke werkzaamheden als die van de DGA. Dit arrest heeft tot gevolg dat de afroommethode verleden tijd is.
3a. Veranderingen voor de bijtelling privé gebruik auto
Bijtelling is het bedrag dat bij het loon wordt opgeteld als de “auto van de zaak” privé wordt gebruikt. Het is alleen verschuldigd als het privé gebruik meer dan 500 km per kalenderjaar bedraagt. Op dit moment zijn er 4 verschillende percentages, afhankelijk van de uitstoot van CO2.
De 1e kamer heeft nu goedgekeurd dat de bijtelling van alle auto’s gaat naar 22%. Alleen volledig elektronische auto’s krijgen een extra stimulans door een bijtelling van 4%. Welk percentage moet worden toegepast, is afhankelijk van de datum waarop het kenteken van de auto voor het eerst op naam is gesteld. Vanaf deze datum kan 60 maanden het dan geldende percentage worden gebruikt. Hierbij zijn eigenaars- en gebruikerswisselingen niet relevant. De verschillen tussen 2016 en de aankomende jaren zijn als volgt:
Jaar | % bijtelling 0 gram/km | % bijtelling 1-50 gram/km | % bijtelling 51-106 gram/km | % bijtelling 106 gram/km |
2016 | 4% | 15% | 21% | 25% |
2017 en daarna | 4% | 22% | 22% | 22% |
3b. Seizoensarbeid met tijdelijke contracten mogelijk na wachttijd van 3 maanden
Op 1 juli 2015 zijn er wijzigingen geweest bij het aangaan van tijdelijke contracten. Wilde een werkgever vóór 1 juli 2015 een vast dienstverband voorkomen dan kon hij 3 tijdelijke contracten aanbieden voor maximaal 3 jaar. Na een tussenpauze van 3 maanden ging de zogenaamde ketenregeling weer opnieuw lopen. In de huidige regeling is de maximale duur verkort naar 2 jaar en is de tussenpauze om weer een nieuwe keten aan te gaan verlengd naar 6 maanden.
Bovenstaande tussenpauze was voor met name seizoenswerk, zoals bij de land- en tuinbouw en ook in de recreatiesector een groot knelpunt. Sinds 1 juli is dit knelpunt (gedeeltelijk) opgelost. Bij cao mag de onderbrekingstermijn worden verkort naar 3 maanden, waarna opnieuw een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd kan worden aangegaan. Op deze wijze kan een vast dienstverband worden voorkomen. Omdat de verkorting naar 3 maanden niet geldt voor de transitievergoeding, heeft de seizoenarbeider na een dienstverband van tenminste 24 maanden bij ontslag wel recht op deze vergoeding.
3c. Tijdelijke huurcontracten
Het kabinet wil dat er meer mogelijkheden komen om tijdelijke huurcontracten aan te bieden. Tot dusver kon via een vergunning op basis van de Leegstandwet de woning onder stringente voorwaarden worden verhuurd en was het bij beëindiging van de vergunning vaak moeilijk om de huurder uit de woning te krijgen. Dit alles wordt gemakkelijker. Vanaf 1 juli kunnen tijdelijke huurcontracten voor maximaal 5 jaar worden afgesloten bij verhuur van kamers (onzelfstandige woonruimte) en voor maximaal 2 jaar bij zelfstandige woonruimte. Heeft de verhuurder om dringende redenen de woning nodig voor eigen gebruik, dan kan de verhuurder tussentijds de huur opzeggen. Zo kan een te koop staande woning, ook makkelijker tijdelijk worden verhuurd.